Geschiedenis
Zandwallen vertellen in een oogopslag de landschappelijke geschiedenis van de kop van Goeree. Ze vertellen over het bestaan van de boeren in een haast vijandige omgeving, van de middeleeuwen tot aan vandaag.
De ontstaansgeschiedenis van het zandwallenlandschap gaat ver terug in de tijd.
Het begint met het in cultuur brengen van stukken land gelegen in de binnenduinen. Die binnenduinen werden gescheiden van de kustduinen door drie polders.
Polder Het Oude Land werd al genoemd in 1165 in oorkonden als eigendom van de abdij van Ter Duinen in Vlaanderen. Polder Het Oude Nieuwland werd bedijkt in 1357.
De binnenduinen die we kennen als de Westduinen, Middel- en Oostduinen zijn hoogstwaarschijnlijk nooit in cultuur gebracht.
Tussen de Westduinen in het westen en de Middel- en Oostduinen in het oosten ontstonden percelen die afwisselend werden gebruikt als weide- en akkerland (rogge, boekweit). De vroegste namen die werden gebruikt voor deze akkers zijn haaimannen of haaimeten. De vroegste datering hiervan gaat terug naar 1316 . In Ouddorp werden termen gebruikt als hameete, haymeete of haygemeete.
Rondom deze kleine akkertjes werd een aarden walletje aangelegd van ongeveer 1 tot 1½ meter hoog met aan beide kanten een greppel. Dit waren de zogenoemde schurvelingen en ze werden vaak beplant met doornachtige struiken om het vee binnen en het stuifzand buiten te houden. Dit is lang ongewijzigd gebleven totdat het grondgebruik in de 19e en 20e eeuw sterk intensiveerde. Veel akkers werd omgezet zodat de wat dieper gelegen vruchtbare kleilaag aan de oppervlakte kwam.
Akkers die meer zand bevatten werden ‘uitgemijnd’. Daarbij werd een deel van het zand weggehaald om dichter bij het grondwater te komen. Het vrijkomende zand werd op of langs de schurvelingen gegooid waardoor die hoger en breder werden. Op Goeree heten het dan geen schurvelingen meer maar haogten. Deze zijn aanzienlijk hoger dan schurvelingen; wel 2 tot 5 meter hoog. Op de akkers ontstond daardoor een microklimaat dat ervoor zorgde dat de gewassen op de akkers doorgaans eerder waren te oogsten dan op de onbeschutte akkers elders in het land.
Aan de zuidzijde van Ouddorp lag de klei relatief dicht aan de oppervlakte waardoor daar vaker akkers werden omgezet in plaats van afgegraven. Daardoor liggen er daar minder zandwallen dan in het noordelijke deel van de binnenduinen.
Lees meer..
Het uitmijnen ging door tot in de eerste decennia van de 20e eeuw. Na de Tweede Wereldoorlog werd het uitmijnen op kleine schaal hervat waarbij sommige percelen voor een tweede keer werden uitgegraven. Na de Watersnoodramp zijn diverse zandwallen afgegraven ten behoeve van herstel van de dijken en ook als gevolg van de ruilverkaveling (halverwege de 20e eeuw) zijn veel zandwallen verdwenen.
Op enig moment is men overgegaan tot het planten van hakhout (elzen) in het tot dan waarschijnlijk boomloze landschap. Wanneer dit op Goeree voor het eerst gebeurde is niet duidelijk. Uit bodemonderzoek op noordwest Walcheren blijkt dat in het midden van de 15e eeuw is gestart met aanplanten van elzenbos. Er werden daar toen buitenplaatsen aangelegd hetgeen op Goeree niet het geval was, dus het is denkbaar dat op Goeree later is begonnen met de aanleg van elzenhakhout/elzenmeetjes.
Elzenmeetjes komen voor op de haaygemeten. Het zijn akkertjes (meetjes) van 4 tot 10 meter breed. Ze worden aan beide kanten afgescheiden door een greppel. Op het talud werden elzen geplant. De bomen werden om de acht jaar gekapt. Van het dunne hout werden takkenbossen gemaakt, die door de bakkers werden gebruikt om de ovens te stoken. Het dikkere hout werd gebruikt voor afrastering van percelen .
In ieder geval kreeg het aanplanten van bos en hakhout een belangrijke impuls halverwege de 18e eeuw.
Duinbebossing en ontginning voor de landbouw namen toen een vlucht. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog werden onder regie van Staatsbosbeheer in verschillende duingebieden van Zuidwest-Nederland beplantingen aangelegd teneinde het landschap en de recreatieve structuur te versterken
Ook op Goeree gebeurde dit, met name een flink deel van het binnenduingrasland werd beplant. Daarbij werd helaas niet gekeken naar de rol van de duingraslanden voor de natuurbescherming . Dit benadrukt het belang van bescherming van die onderdelen van het huidige landschap waar nog natuurwaarden aanwezig zijn, zoals de nu nog resterende 88 kilometer aan zandwallen in het landschap van Ouddorp.